top of page

PROPAGANDA EN DE POLITIONELE ACTIES

​

De positieve visuele representatie van de politionele acties (1945-1949)

TENTOONSTELLING

Om de intentie van de tentoonstelling beter te begrijpen, raden wij u aan eerst het essay op de volgende pagina te lezen.

De speciale band tussen Nederland en Indië werd sterk benadrukt door de Nederlandse overheid, en gebruikt als legitimatie om de kolonie te behouden. Op deze poster wordt een duidelijke tegenstelling benadrukt tussen Nederland, dat het beste met Nederlands-Indië voorheeft, en Japan, dat als kwaadaardige bezetter weergegeven wordt.

Linggadjati in de Branding was een bioscoopjournaal bedoelt om het publiek in te lichten over de ontwikkelingen van de stijd in Indië. De film geeft echter een vertekend beeld van de eerste Poliitionele Actie.  

'Ik zal handhaven' is een (propaganda) uitgave van de Voorlichtingsdienst Mariniersbrigade uit 1947. In deze foto reportage wordt een vertekend beeld van het optreden van het KNIL gegeven tijdens de eerste Politionele Actie. Er wordt vooral benadrukt dat de soldaten de 'orde' en 'rust' komen herstellen.

Direct na de Tweede Wereldoorlog (1945) begon de Nederlandse overheid met het werven van vrijwilligers voor het herinnemen van Nederlands-Indië. Men promootte dit als een strijd tegen de Japanners, terwijl het in werkelijeheid ging om een strijd tegen verschillende revolutionaire groepen.

Na het uitroepen van de Republiek begon de PNI (Partai Nasional Indonesia) ook met het verspreiden van propaganda tegen de kolonisator.

De stichting Indië in Nood verspreidde 'propaganda' onder de Nederlandse bevolkging, om militair ingrijpen van het Nederlandse leger tegen de Republiek te legitemeren en te verdedigen.

Louis de Visser (1878-1945) was een Nederlandse communistische politicus. De Communistische Partij Nederland zette zich al vanaf de jaren '20 in voor de rechten van de inheemse bevolking van de kolonie. Gedurende de Tweede Wereldoorlog spraken verschillende communistische politici, waaronder Louis de Visser, zich uit vóór de Indonesische onafhankelijkheid.

Een afbeelding uit de Volkskrant van 10 juli 2012. Deze foto's waren het eerste beeldmateriaal van de oorlogsmisdaden van het Nederlandse leger tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.

Een fragment uit Achter het Nieuws van 1969 waarin ex-militair Joop Hueting voor het eerst de misstanden van het Nederlandse leger in Nederlands-Indië aankaart.

Een in de Tweede Wereldoorlog uitgegeven boek in opdracht van de Nederlandse overheid. In het boek is te lezen hoe de Nederlanders in Nederlands-Indië voor ontwikkeling en welvaart hebben gezorgd.

De voorpagina van Het Parool van 21 juli 1947, de dag waarop de eerste politionele actie begon. Er wordt in de artikelen vooral gesproken over 'Indonesische vijandelijkheid'. 

Een tweede pamflet van Indië in Nood. Het pamflet veroordeelt en beschimpt de Indonesesische Republiek.

TENTOONSTELLING
ESSAY

Tijdlijn (1945 - 1949)

15 AUG 1945 - De capitulatie Japan nadat Hiroshiima en Nagasaki door de VS nucleair zijn gebombardeerd

1950

9 DEC 1947 - Ondanks onderhandeling tusssen de twee partijen blijft het geweld voortduren. Het dieptepunt wordt bereikt in Rawagede waar Nederlandse militairen opzettelijk en zonder duidelijke reden 431 mensen vermoorden. Pas in 2011 wordt namens de Nederlandse overheid excuses gemaakt voor deze oorlogsmisdaad. 

27 DEC 1949 - Nederland draagt de soevereiniteit over aan de Verenigde Staten van Indonesië, binnen paar maaanden wordt dit de Republiek Indonesia.

21 JUL 1947 - De start van de eerste politionele actie; Operatie Product.

31 DEC 1948 - Na heftige kritiek en een resolutie van de VN staakt het Nederlandse leger het offensief. Het Republikeinse leger brengt het KNIL ernistge verliezen toe. Er is onvoldoende controle en soldaten van de Republiek vermoorden vermeende collaborateurs.

1945

17 AUG 1945 - Soekarno roept de onafhankelijke Republiek Indonesia uit. 

NOV 1946 - Op de conferentie van Linggadjati beloofd Nederland dat de Republiek Indonesia een plaats zal krijgen in de nieuwe op te richten Nederlands-Indonesische Unie. Dit plan werd echter na een aantal maanden opgegeven.

17 JAN 1948 - Het staakt-het-vuren tussen Nederland en de Republiek Indonesia, getekend op het Amerikaanse fregat Renville, treedt in werking.

19 DEC 1948 - De start van de tweede politionele actie; Operatie Kraai.

7 MEI 1949 - In de Roijen-Roem-Overeenkomst zeggen beide partijen toe de vijandigheden per direct te beëindigen. Daarnaast wordt de soevereiniteitsoverdracht besproken.

ESSAY

Let op! Dit is een versie zonder voetnoten en bibliografie. De versie met voetnoten en bibliografie vindt u met onderstaande link.

1. Inleiding

​

In de eerste helft van de twintigste eeuw groeide de Nederlandse invloed in het huidige Indonesië. Waar de autoriteit van de Nederlanders in de voorgaande eeuwen gering was, nam de koloniale dominantie aan het begin van de twintigste eeuw sterk toe. De landbouw werd ontwikkeld en er werden grote winsten behaald met het verbouwen van landbouwproducten en de productie van rubber. Ook de oliewinning werd gestimuleerd, waardoor Nederlands-Oost-Indië de vierde olieproducent ter wereld werd.

          De Tweede Wereldoorlog vormde echter een keerpunt in de absolute autoriteit die Nederland tot dan toe had. Waar Nederland in Europa al extreem verzwakt werd door de Duitse bezetting, vormde januari 1942 ook nog het beginpunt van een Japans offensief op Nederlands-Indië. Slechts twee maanden later, op 8 maart 1942, gaven de Nederlandse strijdkrachten zich over en werd heel Nederlands-Indië onder Japans militair gezag geplaatst.

          Tijdens de Japanse bezetting ontstaan steeds meer Indonesische nationalistische sentimenten. De sympathisanten van deze nationalistische beweging zochten nadrukkelijk toenadering tot Japan. Daarnaast was er volgens sommige historici ook sprake van een 'Stunde Null' in Azië waarbij een machtsvacuüm ontstond. Dit had als gevolg dat op 17 augustus 1945, slechts twee dagen na de capitulatie van de Japanse overheersers, de belangrijkste leiders van de nationalisten, Hatta en Soekarno, de Republiek Indonesia uitriepen. Soekarno benoemde zichzelf hierbij tot eerste president van de nieuwe republiek. Op een paar enclaves bestaande uit Britse en Australische troepen na, had de Republiek Indonesië weinig tegenstand en kon ze vrijwel ongehinderd haar gang gaan.

Op hetzelfde moment was Nederland, dat probeerde te herstellen van de ravage die de Tweede Wereldoorlog had veroorzaakt, niet in staat om het gezag in Indonesië te herstellen. Men koesterde de hoop op herstel van dit gezag echter wel, die nog verder werd versterkt door de berichten over massale moordpartijen door revolutionaire strijdorganisaties op Nederlanders, Ambonezen en Chinezen. De Republiek Indonesië werd aanvankelijk dan ook niet erkend door het Nederlands gezag.

          Door de desastreuze gevolgen van de Tweede Wereldoorlog was Nederland niet in staat onmiddellijk haar gezag te herstellen in Nederlands-Indië. Buiten de materiële schade in het land zelf had ook de strijd met de Japanners in Indonesië erg slecht voor de Nederlanders uitgepakt. De Japanse overheersing had aangetoond dat het superieure imago dat de Nederlanders hadden onterecht was. Een ander gevolg van de Japanse bezetting was dat de Indische legermacht die in eerste instantie ingezet zou worden in de strijd tegen de Republiek, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), niet geleverd kon worden omdat de militairen grotendeels tot krijgsgevangenen waren gemaakt door de Japanse overheersers. Daarnaast had Nederland geen controle meer over de economisch winstgevende gebieden van Indonesië. Dit verlies aan inkomsten vormde een ware financiële strop en men voelde de noodzaak om het eilandenrijk weer onder Nederlands gezag te krijgen. Ingrijpen in Indonesië leek dus noodzakelijk om weer op het oude niveau te komen. Maar voordat enige vorm van herstel mogelijk werd, was herstel van de militaire capaciteit echter noodzakelijk.

 

​

2. Reactie van de Nederlandse overheid

​

Aanvankelijk probeerde Nederland te onderhandelen met de onlangs uitgeroepen Indonesische Republiek, om zo de kolonie voor het Nederlandse koninkrijk te kunnen behouden en de nationalistische gevoelens te kunnen bezweren. Als gevolg van deze onderhandelingen ontstond het akkoord van Linggadjati in 1946. Hierin werd beloofd dat het gezag van de Republiek Indonesië over bepaalde delen van het land erkend zou worden, in een nieuw op te richten Nederlands-Indonesische Unie. Na een paar maanden bleek dit plan echter onuitvoerbaar en bovendien zagen Indonesiërs het als verkapte maatregelen van het Nederlandse regime om invloed te kunnen blijven uitoefenen. Toen bleek dat onderhandelen niet langer uitkomst zouden bieden, nam de Nederlandse overheid een meer militaire houding aan tegenover de Republiek Indonesië. Het KNIL, dat door de Japanse overheersing in verloedering was geraakt, werd versterkt. Daarnaast werden tussen 1947 en 1949 tienduizenden militairen en vrijwilligers van de Koninklijke Landmacht naar Indonesië gestuurd om de ‘vrede’ en ‘orde’ in het land te herstellen. Deze legermacht voerde van 1947 tot aan de soevereiniteitsoverdracht twee militaire acties uit. Deze acties worden in Nederland vaak de Politionele Acties genoemd, maar staan in Indonesië bekend als de Nederlandse Militaire Agressies. De naam Politionele Actie was dan ook een verbloeming van de ware aard van deze militaire operaties. Minister Van Kleffens stond voor deze militaire acties nooit als oorlog of militaire interventie te betitelen. Het waren ‘politionele maatregelen’ omdat het volgens hem een binnenlandse kwestie betrof.

          De eerste actie, Operatie Product, begon in 1947 en verliep vanuit militair oogpunt  voorspoedig voor het Nederlandse leger. Het leger wist Nederlandse ondernemingen snel terug te veroveren op de Republiek, en zo kon Nederland het enorme leger blijven financieren. Daarnaast liet Nederland ten overstaan van de internationale gemeenschap zien nog steeds in staat te zijn haar kolonie te besturen. Na de eerste militaire actie werd onder druk van de Verenigde Naties een wapenstilstand getekend.

          Deze ‘symbolische’ wapenstilstand verhinderde beide kampen echter niet door te gaan elkaar te bestrijden. Gedurende deze periode kreeg het leger van de Republiek Indonesië door middel van guerrilla-tactieken steeds meer de overhand. Voor Nederland was dit de aanleiding om de strijd voort te zetten, en daarom besloot het in 1948 tot een tweede militaire actie; Operatie Kraai. Deze actie was een laatste poging van Nederland de Republiek te verdrijven uit Nederlands-Indië, en zo een overdracht te creëren waarin de Republiek niet betrokken zou zijn. Deze actie werd echter zo sterk veroordeeld door de internationale gemeenschap dat de Nederlandse overheid besloot de actie te staken.

          Achteraf kunnen de politionele acties worden beschouwd als zowel wanhoopspogingen om vast te houden aan een ondergaand koloniaal rijk als een manier om een overgang te creëren waarbij de Republiek niet betrokken zou zijn. Beide kanten pleegden tijdens de militaire acties oorlogsmisdaden die achteraf gezien volledig onacceptabel zijn. Voorbeelden hiervan zijn het bloedbad dat het KNIL aanrichtte in Rawagede, waar de militairen een heel dorp uitmoorden op zoek naar Republikeinen, maar ook de grootschalige liquidaties die de Republikeinen uitvoerden wanneer men Nederlandse sentimenten vermoedde. De verhouding Republikeinse oorlogsverliezen (100.000) versus Nederlandse oorlogsverliezen (5.000) tussen 1945-1949 laat zien dat de Indonesiërs ook grotendeels achter het nieuwe regime stonden. Echter, uit deze twee voorbeelden blijkt ook dat de burgerbevolking, wier interesses beide partijen meenden te verdedigen, uiteindelijk vaak de grootste verliezer in deze strijd was.

 

​

3. Berichtgeving over de politionele actie

​

De Nederlandse overheid probeerde de ernst van deze militaire acties te verbloemen voor het Nederlandse volk. Dit werd hoofdzakelijk gedaan door middel van journaals en ‘voorlichtingsfilms’ in bioscopen. Aan de hand van een analyse van één deze ‘voorlichtingsfilms’ (Linggadjati in de branding), zal de aard van deze propaganda beschreven worden.

          Berichtgeving door middel van deze ‘voorlichtingsfilms’ over de ontwikkelingen in Nederlands-Indië was altijd al belangrijk bij het legitimeren van de koloniale overheersing door Nederland. In deze films lag het accent altijd op het feit dat de Nederlanders vooruitgang brachten in de kolonie.

          Gedurende en na de Tweede Wereldoorlog hield de overheid nog steeds vast aan dit principe, ook al was de situatie in Nederlands-Indië drastisch veranderd. Nederlands-Indië werd desondanks nog steeds als een integraal onderdeel van het Nederlandse koninkrijk gezien. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog probeerde de regering in ballingschap jongelingen te enthousiasmeren om Nederlands-Indië te bevrijden van het Japanse juk. Toen de Nederlandse overheid in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog besefte dat de oude koloniale situatie onhoudbaar was, ging zij een nieuw beleid vormgeven ten aanzien van Nederlands-Indië. Dit is duidelijk terug te zien in de media, met name in filmfragmenten. Hoewel er sprake was van persvrijheid werd vanaf dat moment de facto al het bewegende beeldmateriaal geleverd door twee (overheids-) instanties: de Rijksvoorlichtingsdienst en het Gouvernements Filmbedrijf Multifilm Batavia. In de door deze instanties geproduceerde films werd de aanwezigheid van Nederlandse militairen gelegitimeerd door de nadruk te leggen op de humanitaire hulp die vereist was na de oorlog. Deze nadruk op humanitaire hulp is duidelijk terug te zien in de film Linggadjati in de branding.

          Hoewel deze film de eerste politionele actie beschrijft, wordt er in de film gesproken over ‘het jonge, en ook in Nederlandse kringen begrepen en aanvaarde vrijheidsideaal’. Toch was Nederland niet bereid de soevereiniteit over te dragen, maar enkel te onderhandelen over een nieuwe status van de kolonie binnen het rijk. Even later in de film wordt er gesproken over Nederlandse soldaten als ‘frisse jonge kerels, vol energie, en gedragen door één ideaal: een einde te maken aan moord en roof’.

        Ondanks de pro-kolonialistische beelden van en berichten over de ‘humanitaire’ acties kwamen er na een tijdje ook andere geluiden naar buiten. Niet alleen werd de politieke tegenstand door de linkse partijen almaar groter, in linkse media werd het optreden ook steeds meer bekritiseerd. Toen vanaf 1948 de Verenigde Staten hun beleid ten aanzien van Nederlands-Indië wijzigden (vanwege geopolitieke factoren), werd het begin van het einde ingeluid voor de Nederlandse kolonie. Onder internationale druk besloot Nederland uiteindelijk op 27 december 1949 de soevereiniteit over te dragen.

        Uiteindelijk werd pas op 17 januari 1969 met de uitzending van Achter het Nieuws  het ware karakter van de politionele acties bekend onder het grote publiek door de onthullingen van een veteraan.

​

​

4. Conclusie en Tentoonstelling

​

Zoals in bovenstaand essay is beschreven, probeerde de Nederlandse overheid in haar berichtgeving de politionele acties in een goed daglicht te plaatsen. Dat deed men door middel van onder meer voorlichtingsfilms en posters. Deze uitingen, waarmee de Nederlanders hun handelen probeerden te legitimeren, staan centraal in onze tentoonstelling. In de eerste plaats hebben we enkele posters uitgekozen, die de Nederlandse regering liet verspreiden. Het doel van deze posters was om de Nederlandse bevolking de politionele acties te doen steunen in de hoop zo vrijwilligers voor het KNIL te mobiliseren.

          In de eerste plaats deed men dit door de Republikeinse beweging, die er onder meer van wordt beschuldigd communistisch te zijn, zwartgemaakt. Daarnaast benadrukte men door middel van de posters de nauwe historische band die bestond tussen Nederlands-Indië en Nederland. Het gedurende de Japanse overheersing opgekomen Indonesische nationalisme dreigde een eind te maken aan deze band. Volgens de Nederlanders was het de schuld van de ‘Jap’ dat de Indonesische bevolking zich af begon te keren van de Nederlandse koloniale macht. Hierbij betoogde men dat de Republikeinen feitelijk door slechts een beperkt deel van de koloniale bevolking werden gesteund, terwijl een stille meerderheid juist baat had bij een continuering van de Nederlandse controle over het gebied. Daarnaast bevat de tentoonstelling enkele filmfragmenten, afkomstig uit de archieven van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Het betreft onder meer een fragment van een ‘voorlichtingsfilm’ uit juli 1947, waarin de Nederlandse soldaten worden geportretteerd als brengers van orde en humanitaire hulp aan een door oorlog geteisterd Nederlands-Indië. Dat de werkelijkheid, zoals zo vaak, gecompliceerder is dan men op het eerste gezicht vermoedt blijkt wel uit het fragment van het programma Achter het Nieuws en de achtergronden die beschreven zijn in dit essay.

TIJDLIJN

ABOUT US

THIJS MAARTENS

Hallo! Ik ben Thijs, tweedejaars student Europese Studies

aan de Universiteit van Amsterdam. Als student aan de Major Geschiedenis komt de koloniale geschiedenis van Nederland dikwijls aan bod, hierdoor heb ik een veelzijdige kijk op kolonialisme ontwikkeld. Persoonlijk vind ik dat in Nederlandse musea een afgevlakt beeld van deze historie wordt gegeven, gefocust op het pleasen van zowel de kolonisator als de gekoloniseerde. Met deze tentoonstelling hoop ik daarom bij te kunnen dragen aan een meer compleet beeld van Nederlandse koloniale historie, zo als deze zich werkelijk heeft voltrokken.

THOMAS KEEREWEER

Mijn naam is Thomas Keereweer, ook ik ben een tweedejaars student Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Door mijn keuze voor de major Europese Geschiedenis heb ik een grote interesse ontwikkeld voor de eerste na-oorlogse jaren waarbij beginnende Europese samenwerking en dekolonisatieprocessen centraal staan. Net als Thijs ben ik van mening dat de huidige voorstellingen over dekolonisatie te ‘voorzichtig’ zijn. Natuurlijk is het niet het mooiste onderdeel van de vaderlandse geschiedenis, maar ik denk dat het, met de huidige multiculturele samenleving, belangrijk is om deze episode zo realistisch mogelijk over te brengen. Hierdoor kan deze periode in de geschiedenis bijdragen aan meer wederzijds begrip voor elkaar.

TOM DAUTZENBERG

​

Ik ben Tom, tweedejaars student Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam. In vakken die ik voor de Major Europese Geschiedenis heb gevolgd was het fenomeen kolonialisme op meerdere fronten aanwezig. Met het specifieke geval van Indonesië ben ik echter nog niet veel in aanraking gekomen, wat dan weer vooral te maken heeft met mijn vakkenkeuze. Feit is wel dat slechts bij een minimaal gedeelte van de Nederlandse samenleving volledig bewustzijn bestaat over het kolonialisme in Zuidoost-Azië. De focus ligt toch doorgaans op de positieve kanten, zoals de grote winsten die Nederland aan de koloniale overheersing overhield. Juist daarom hebben we ervoor gekozen om in deze tentoonstelling een inktzwarte bladzijde uit de vaderlandse geschiedenis te belichten: namelijk de rol van Nederland in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, kenmerkend genoeg in ons land bekend onder de eufemistische titel 'politionele acties'. Het is namelijk van essentieel belang om ook de negatieve kanten van de geschiedenis te belichten, om zo een volledig beeld te kunnen vormen. 

​

DAAN DE VRIES

Ik ben Daan, en ook ik zit in mijn tweede jaar van Europese Studies. Bij het bezoeken van musea over het koloniale verleden bekruipt mij vaak het gevoel dat men huiverig is om de minder mooie kanten van dit verleden te tonen. Het blijft immers een stuk van onze geschiedenis dat we liever verzwijgen. Desalniettemin is het de taak van musea, maar ook van de samenleving in bredere zin, om een eerlijk en volledig beeld te geven van de gebeurtenissen. De tentoonstelling die we hebben samengesteld richt zich met name op de manier waarop de gebeurtenissen in Nederland beleefd werden. Deze invalshoek blijft in mijn ogen vaak onderbelicht, en daarom vonden wij het passend om onze tentoonstelling hierop toe te spitsen.  

ABOUT US
bottom of page